Hoeveel en welke brandblussers moet ik installeren?

Stap 1:
Maak een beschrijving van de installatie + plannen met de indeling per verdieping

Stap 2:
Duid de overheersende brandklassen aan:
A: Vaste stoffen
B: vloeistoffen
A+B
C: gassen / D: metalen / F: Vetten
Duid het type brandgevaar aan (Laag/Matig/Hoog).

Stap 3:
Verdeel elk niveau in zones met dezelfde brandklasse en type brandgevaar. Hou rekening met obstakels zoals compartimenten (muren) en bv. deuren die gesloten moeten blijven.

Stap 4:
Bereken het aantal vereiste bluseenheden per zone.
A + L/M : 1/150 m2
A + H : 1/ 100 m2
B: 1/100 m2
Opgelet: verdubbelen indien er geen andere blusmiddelen zijn zoals haspels, brandkranen of sprinklers.

Stap 5:
Maak een eerste keuze van de te gebruiken types blussers. Hoe rekening met de brandklasse (A, B of beide) en met de bijkomende parameters: gebruiksgemak, reikwijdte, mogelijke nevenschade, enz. Begin met slects 1 type, bv. één blusser AB (6 kg poeder of 6 l water/schuim).

Stap 6:
Bepaal per zone de plaats waar de blussers moeten komen. Hou rekening met de loopafstand, volgens de looplijn of in de ruimte gemeten:
A: looplijn 20 m en in de ruimte 15 m
B: looplijn 15 m en in de ruimte 10 m

Stap 7:
Controleer of met deze eerste opstelling het aantal bluseenheden per zone, zoals bepaald in stap 4 is gehaald. Indien niet het geval : kies voor meer of grotere blustoestellen op dezelfde plaatsen, of voorzie meer plaatsen totdat voldoende eenheden aanwezig zijn.

Stap 8:
Kijk of er bijkomende toestellen nodig zijn voor objectbescherming zoals:

  • Grotere blustoestellen voor klasse B en C branden bij opslag van brandbare vloeistoffen en gassen
  • Meer / grotere blustoestellen voor zones van + 400 m2 met stapeling hoger dan 3m
  • Bijkomende toestellen voor werkzones met verven, lijmen en dergelijke
  • Bijkomende toestellen voor werkzones met open vlam
  • CO2 blussers bij elektrische installaties
  • Koelruimten
  • Klasse F blussers bij frituurtoestellen

Stap 9:
Optimaliseer uw eerst keuze en leg de uiteindelijke keuze vast op de interventieplannen van elk niveau.

Verder vindt U meer informatie.


Indeling:
Het aantal blustoestellen hangt af van de vloeroppervlakte (m2) van de zone, van de aard van het brandgevaar, van het blusvermogen van de toestellen en van de maximum loopafstand tot het meest nabije blustoestel.

Het gebouw wordt, verdieping per verdieping, ingedeeld in basiszones. Een basiszone is bepaald als een verdieping of een deel ervan waar hetzelfde type activiteit plaatsgrijpt, dezelfde overheersende brandklasse voorkomt en alle delen van de zone aanpalend zijn.

De vloeroppervlakte van een zone is de brute horizontale oppervlakte, gemeten binnen de omtrek van de buitenmuren.

Als de toegang voor de blustoestellen verhinderd is dan worden de zones toch als afzonderlijk beschouwd ook al zijn ze aanpalend. Indien de zones begrensd zijn met een brandwerende scheiding (muur of wand) dan worden ze als verschillende zones beschouwd. Gesloten deuren of deuren die sluiten bij brand kunnen een zone in niet-aanpalende zone omvormen.

Aard brandgevaar:
Voor elke zone stel je de overheersende brandklasse vast (overheersend A, overheersend B, A en B zijn significant aanwezig en overheersend B).

De aard van het brandrisico wordt ook bepaald door de activiteiten.
Activiteiten met laag (L), matig (M) en hoog (H) brandgevaar.

  • Laag (L): Materiaal heeft weinig kans tot ontsteking. Bv. steen, beton, glas en staal
  • Matig (M): Materiaal ontsteekt makkelijk maar de brand kan in de beginfase langzaam ontwikkelen. Bv. voedingsnijverheid met droge processen zoals bakkerijen, confectienijverheid, bedrijfskeukens; in residentiële gebouwen, in de ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn, archieven en bibliotheken.
  • Hoog (H): Materiaal ontsteekt makkelijk en de brand kan in de beginfase snel ontwikkelen. Bv. houtbewerking, textielnijverheid, verwerking kunststoffen, verwerking van papier, drukkerijen, afvalverwerking; discotheken, theaters, cinemazalen, …

Het totaal vereiste blusvermogen van de beschikbare blustoestellen wordt bepaald in functie van de brandklasse en van het type van activiteit.

Bepaling aantal blustoestellen:
Voor elke basiszone wordt het aantal vereiste bluseenheden bepaald door het quotiënt van de oppervlakte van de zone gedeeld door de beschermingseenheid, afgerond naar het bovenste halve bluseenheid.

Beschermingseenheid:

  • Brandklasse A:
    • per 150 m2 voor activiteit met laag en matig brandgevaar;
    • per 100 m2 voor een activiteit met hoog brandgevaar.
    • ! Als er geen haspels, binnenhydranten of sprinklers aanwezig zijn moet men het berekende aantal bluseenheden verdubbelen.
  • Brandklasse B: per 100 m2
    • Voor bijzondere gevallen van alleenstaande gebouwen (bv. wachthuizen) of van tussenvloeren (platformen, mezzanines, etc.) met een vloeroppervlakte tot 200 m2 is 1 bluseenheid vereist per 100 m2 of fractie ervan.

Loopafstand:
In een zone met overheersend brandklasse A mag de afstand niet groter zijn dan:

  • 20 m gemeten volgens de looplijn van de doorgangen; of
  • 15 m gemeten van punt tot punt in de ruimte.

In een zone met overheersend brandklasse B mag de afstand niet groter zijn dan:

  • 15 m gemeten volgens de looplijn van de doorgangen; of
  • 10 m gemeten van punt tot punt in de ruimte.

Je kan de blustoestellen groeperen zolang de maximale afstand gerespecteerd wordt.

Bijkomende bescherming:
Bepaalde objecten met specifiek brandrisico vragen bijzondere aandacht. Bv. technische installaties, lasinstallaties en andere werkplaatsen met open vlam, zones met brandbare vloeistoffen of gassen, labo’s, stapelzones, koelhuizen, vriesinstallaties en frituurtoestellen.

Objecten zoals verwarmingstoestellen, computersystemen, elektrische energievoorzieningen, transformatoren en condensatoren, compressoren, elektrogeneratoren hebben een specifiek brandrisico en vergen tenminste één bijkomend blustoestel in de omgeving, behalve als:

  • het blusmiddel dat voor de zone is gekozen voor de algemene bescherming reeds geschikt is voor dit specifieke risico; en
  • het blustoestel zich op minder dan 5 m van het doelobject bevindt.

*Deze informatie vind u terug in de Regels van goed vakmanschap