Wat zijn de algemene principes inzake veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk?

Het doel van signalisatie op het werk is om op een snelle gemakkelijk te begrijpen wijze de aandacht te vestigen op objecten, activiteiten en situaties, die bepaalde gevaren kunnen veroorzaken.

De doeltreffendheid van een signalering mag niet in het gedrang worden gebracht door:

  • De aanwezigheid van een andere signalering of van een andere emissiebron van hetzelfde type die de zicht- of hoorbaarheid verstoren. dit houdt in dat:
    • Vermeden wordt teveel borden dicht bij elkaar te plaatsen;
    • Niet terzelfder tijd twee lichtsignalen worden gebruikt die met elkaar kunnen worden verward;
    • Geen lichtsignaal wordt gebruikt in de nabijheid van een andere, weinig verschillende lichtbron;
    • Niet terzelfdertijd twee geluidssignalen worden gebruikt;
    • Geen geluidssignaal wordt gebruikt als het omgevingslawaai te sterk is.
  • Een slecht ontwerp, een ontoereikend aantal, een slechte plaatsing, een slechte staat of een slechte werking van de signaleringsmiddelen of -voorzieningen. Dit houdt in dat:
    • De signaleringsmiddelen en -voorzieningen, al naar gelang het geval, geregeld moeten worden schoongemaakt, onderhouden, geverifieerd en gerepareerd, zo nodig vervang, met het oog op het behoud van hun intrinsieke en/of functionele kwaliteiten;
    • Het aantal signaleringsmiddelen of -voorzieningen dat moet worden aangebracht, en de plaats ervan afhankelijk zijn van de grootte van de risico’s of gevaren of van de te beveiligen zone;
    • Bij signaleringen die een energiebron behoeven, in een noodinstallatie voorzien moet zijn voor het geval dat deze energiebron zou uitvallen, behalve indien het risico ophoudt te bestaan bij het uitvallen van de energie;
    • Een licht- of geluidssignaal bij inwerkingstelling het begin van een gevergde actie aangeeft en dat de duur ervan even lang moet zijn als de actie het vereist;
    • Een licht- of geluidssignaal na ieder gebruikt onmiddelijk opnieuw ingeschakeld moeten worden;
    • De licht- of geluidssignaal voor de ingebruikneming op hun goede werking en reële doeltreffendheid moeten worden gecontroleerd. Die controle moet nadien voldoende baak worden herhaald;
    • Indien de betrokken werknemers een beperkt gehoor- of gezichtsvermogen hebben, onder meer door het dragen van individuele beschermende uitrusting, adequate aanvullende maatregelen of vervangingsmaatregelen dienen te worden genomen.

De aanwijzingen gelden voor alle signaleringen met een veiligheidskleur: