Welke regels gelden er betreffende evacuatie in hoge gebouwen?

Een hoog gebouw is het gebouw waarvan de afstand, tussen het afgewerkte vloerpeil van de hoogste bouwlaag en het laagste peil van de door de brandweerwagens bruikbare wegen omheen het gebouw, meer dan 25m is. (Meer nauwkeurige omschrijving van een hoog gebouw en wat er volgens de brandpreventienormen nog onder valt zie:https://brandbeveiliging.vlaanderen/brandbeveiliging/wat-is-een-hoog-gebouw-volgens-de-brandpreventienormen/)

Voor de vlotte evacuatie per compartiment moet de uitbater met een aantal zaken rekening houden:

  • Elk compartiment heeft minimum:
    • Twee uitgangen;
    • 2 + n uitgangen waarbij ‘n’ het geheel getal is onmiddellijk groter dan de deling door 1000 van de maximale bezetting van het compartiment, indien de bezetting 500 of meer dan 500 personen bedraagt.
  • Het minimum aantal uitgangen kan door de brandweer verhoogd worden in functie van de bezetting en de configuratie van de lokalen.
  • Het aantal uitgangen van bouwlagen en lokalen wordt bepaald zoals voor de compartimenten. Voor de compartimenten die niet op een evacuatieniveau gelegen zijn, zijn de uitgangen met het evacuatieniveau verbonden door middel van trappen binnen of buiten het gebouw gelegen. Voor ondergrondse bouwlagen mag een uitgang die voldoet aan de vereisten van een uitgang voor het evacuatieniveau, de vereiste toegang tot een trappenhuis vervangen.
  • Voor de twee ondergrondse bouwlagen onmiddelijk onder het evacuatieniveau volstaat één uitgang indien deze bouwlagen enkel lokalen bevatten zoals bergingen en indien de afstand vanuit ieder punt van het compartiment tot de uitgang kleiner is dan 15 m.

In een compartiment gaat de verbinding tussen en naar de trappen via evacuatiewegen of over vluchtterrassen. De lengte van doodlopende evacuatiewegen mag niet meer dan 15 m bedragen. De in open lucht af te leggen weg speelt geen rol bij het berekenen van deze afstanden. De nuttige breedte van de evacuatiewegen, vluchtterrassen en van hun toegangs-, uitgangs- of doorgangsdeuren is groter dan of gelijk aan de vereiste nuttige breedte. Zij bedraagt ten minste 0,80 m voor de evacuatiewegen en de deuren, en ten minste 0,60 m voor de vluchtterrassen. De af te leggen weg tussen de trappenhuistoegangen is groter dan 10 m en kleiner dan 60 m.

De deuren op deze wegen mogen geen vergrendeling bezitten die de evacuatie kan belemmeren. Geen enkel punt van een compartiment mag zich verder bevinden dan:

  • voor lokalen met uitsluitend dagbezetting:
    • 30 m van de evacuatieweg die de trappen of uitgangen verbindt;
    • 45 m van de toegang tot de dichtsbijzijnde trap of uitgang;
    • 80 m van de toegang tot een tweede trap of uitgang.
  • voor lokalen of geheel van lokalen met nachtbezetting:
    • 20 m van de evacuatieweg die de trappen of uitgangen verbindt;
    • 30 m van de toegang tot de dichtsbijzijnde trap of uitgang;
    • 60 m van de toegang tot een tweede trap of uitgang.

De uitgangen leiden naar buiten of naar een ander compartiment.

De eventuele verticale binnenwanden van de evacuatiewegen en de toegangdeuren tot deze wegen hebben Rf 1/2 h. Deze vereiste geldt niet voor compartimenten met uitsluitend dagbezetting waarvan de oppervlakte geen 1250 m2 bereikt.

De onderstaande regels gelden voor de volgende op te richten gebouwen en de volgende uitbreiding van bestaande gebouwen, waarvoor de aanvraag voor de bouw werd ingediend na 1 december 2012:

  • Hier geldt dezelfde regeling als de bovenstaande met één extra uitzondering op de vereiste brandwerendheid van de verticale binnenwanden en toegangsdeuren:
    • Deze vereiste is niet van toepassing op de compartimenten met uitsluitend dagbezetting waarvan de oppervlakte kleiner is dan 2500 m2 op voorwaarde:
      • dat deze compartimenten zijn uitgerust met een automatische blusinstallatie van het type sprinkler;
      • dat het gebouw is uitgerust met een automatische branddetectie van het type totale bewaking die automatisch een aanduiding van de brandmelding en de plaats ervan aangeeft en waarvan de detectoren aangepast zijn aan de aanwezige risico’s;
      • en dat de producten die gebruikt worden voor de bekleding van verticale wanden, plafonds en vloeren van die compartimenten voldoen aan de vereisten inzake reactie bij brand op de evacuatiewegen.

Betreffende de signalisatie, zowel voor als na 1 december 2012, geldt het volgende:

*Deze informatie vindt U terug in art. N4/1 KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen